Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
Reclame voor de boekuitgave van "De overweldiging van België" van L. Mokveld
© stadsarchief Rotterdam

Lambertus Mokveld: Unembedded de oorlog in

“Op mijn vraag of ik niet een en ander van den strijd mocht bijwonen, werd door de Duitsche officieren geen bezwaar gemaakt; alleen raadden ze me aan, om wat van de gevaarlijke punten vandaan te blijven. (…) Ik beklom de hoogte en zocht een eenigszins minder gevaarlijke plaats, opzij van het geschut, plat op den grond zittende, tusschen wat lage struikjes. Wat ik beneden voor me zag, was eenvoudig verschrikkelijk. Daar lagen zeker wel een honderd dooden en gewonden verspreid, gevallenen van eene afdeeling voetartillerie, die aangewezen scheen, om voorwaarts te dringen en met klein geschut een kleinere hoogte te bezetten, die gelegen was tusschen den berg, waar het grof geschut stond opgesteld, en het fort Liers. Bij elke poging, om vooruit te rukken, zag ik er tientallen vallen.”

Lambertus Mokveld was pas 24 jaar, toen hij op 15 augustus 1914 vor het dagblad De Tijd dit ooggetuigenverslag schreef van de beslissende fase van de Slag om Luik. Een uniek verslag, want zelden was een oorlogsverslaggever in staat geweest om “niet-embedded” vanaf de eerste rang met eigen ogen de gruwelen van een strijdtoneel gade te slaan.

Mokveld was de eerste van niet meer dan een handvol Nederlandse journalisten die in de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog de grens met België overgingen om zo feitelijk mogelijk op te schrijven wat er gebeurde. Het gros van het journaille beperkte zich tot het ondervragen van de duizenden vluchtelingen die bij Maastricht ons land binnen stroomden. Al op 7 augustus, vier dagen na de Duitse inval in België, meldde hij zich in Maastricht om op verzoek van de nieuwe hoofdredacteur Leonard Laudij naar het oorlogstoneel af te reizen. Dankzij de neutraliteit van Nederland lukte het Mokveld om zowel bij de Belgen als de Duitsers te gaan kijken, iets wat geen enkele collega uit een oorlogvoerend land werd toegestaan.

Lambertus Mokveld
Lambertus Mokveld

De koninklijke grafkelder in Delft

Dat de nog onervaren Mokveld voor deze niet ongevaarlijke missie gevraagd werd was uitzonderlijk. „Ik had eigenlijk geen flauw idee hoe mijn taak te volbrengen, om de eenvoudige reden, dat ik me in het geheel geen begrip er van vormen kon, hoe zoo’n moderne oorlog wel gevoerd zou worden,” zo zou hij als voorwoord in zijn in 1916 gebundelde artikelen schrijven. Zijn uitverkiezing had hij te danken aan zijn onverschrokkenheid. Zo had hij al in 1908 als leerling-journalist van de Delftse Courant furore gemaakt door objectief verslag te doen van een volkomen uit de hand gelopen ruzie tussen de protestantse burgemeester Musquetier van Schipluiden en de overwegend katholieke boeren in zijn gemeente. Mokveld kreeg hooivorken achter zich aan en werd zelfs met de dood bedreigd, maar bleef zijn journalistieke plichten trouw.

Drie jaar later, op 7 april 1911, maakte Mokveld opnieuw furore bij de bijzetting in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft van het in 1806 overleden en in Duitsland begraven prinsesje Paulina van Oranje Nassau. In een gehuurd zwart pak met hoge hoed liep hij doodleuk achter de koninklijke stoet de trap af en de grafkelder in, waarna het gezelschap op initiatief van Prins Hendrik kruipend door een smalle tunnel nog even de grafkist bezocht van Willem van Oranje. Toen de burgemeester van Delft het uitgebreide verslag in De Tijd las, belde hij woedend hoofdredacteur Laudij op, maar die dekte zijn verslaggever zoals het behoort.

Op de fiets

 “Een knaap vertelde me, hoe zijn vader en grootvader op de beschuldiging geschoten te hebben, gefusilleerd werden, terwijl de knaap mij verzekerde, dat er nooit een schietwapen in huis geweest was. Een oud manneke, de wachter in een mirakuleus kapelletje bij Visé, moet eenvoudig doodgemarteld zijn. Een andere inwoner vertelde, dat hij gedwongen was geworden, veertien maal een wagen met lijken uit den omtrek te gaan halen, die dan begraven werden. Hij was nog geheel van streek en zijn oogen rolden akelig in hunne kassen. Zelf heb ik lijken gezien, zelfs van kinderen, die, niet met één, doch met een groot aantal lanssteken gedood waren.” (11 augustus 1914)

Zijn verslaggeverswerk in België deed Mokveld veelal te voet of per fiets, waarbij hij vaak via bospaadjes de talloze legerblokkades ontweek. Enkele weken wist zelfs met een collega-fotograaf van Het Leven (Arthur Tervuuren) een auto met reisvergunning te ritselen. De verslagen van Mokveld van de Slag om Luik, de verwoestingen van Visé, Leuven en Dinant, en de Slag om de Yser, behoren tot het aangrijpendste proza dat in die eerste oorlogsmaanden geschreven is. 

Duitse oorlogsmisdaden

In zijn verslagen besteedde Mokveld uitgebreid aandacht aan Duitse oorlogsmisdaden tegenover de Belgische bevolking. In talloze dorpen was hij getuige van het platbranden van dorpen en steden en executies van burgers. De Duitsers verdedigden die acties met het argument dat ze door burgers vanuit woningen of kerktorens heimelijk beschoten werden. Steevast kwam Mokveld tot de conclusie dat die beschuldigingen vals waren en dat dronken of angstige Duitse soldaten zelf met schieten waren begonnen. Het Vlaamse dorp Veldwezelt (vlak over de grens bij Maastricht) wist Mokveld zelfs te vrijwaren van moord en brand door een Duitse majoor ervan te overtuigen dat de lokale bevolking onschuldig was aan een schietincident.

 “Tusschen eenige Fransche gewonden lagen op wat stroo een drietal Engelsche zwaar gewonden. Ze zagen er treurig uit en hun toestand leek me ernstig toe. Uit informaties bleek me, dat deze menschen sinds vijf dagen geen voedsel gehad hadden. En nu stonden vóór de geopende wagondeuren een 200 a 300-tal Duitsche soldaten, deels licht gewonden, die nog goed loopen konden, deels de Duitsche soldaten van de bezetting-landen, die aangewezen waren voor de uitdeeling der soep. En die 200 a 300 stonden.... te razen en te tieren tegen de drie ongelukkige zwaargewonde Engelsche soldaten, die in geen vijf dagen gegeten hadden en hulploos, steunend op wat vuil stroo in den beestenwagen, lagen uitgestrekt. De rookende tonnen met heete soep werden hun voorgehouden en toegedonderd: „Eten wilt ge hebben, zwijnen! zwijnen! Kapot moet je! Slaat ze dood, slaat ze dood! Dat kunt je krijgen!” En terwijl ze dit laatste zeiden, richtten ze hun geweren op de ongelukkige, bloedende, hulpelooze en hongerige wezens. Anderen stonden hen te spuwen op de kleeren en in het gezicht en het schuim stond den dollen mannen op de monden. Met gebroken oogen, oogen van den naderenden dood lag een hunner zijn beulen aan te staren, dan weer dof blikkend naar de dampende soep. (…) Dof heb ik dit beestachtig tooneel nog wat staan aanstaren, slechts betreurende, dat ik geen kolossus was, die met één sterke hand de aanvallers in bedwang kon houden en met de andere de brandende koortsige lippen der ongelukkigen te laven. Ik ben me ten volle bewust van de schrikkelijke beschuldiging, die ik dóór deze mededeeling doe, maar met de heiligste eeden zou ik durven en willen bezweren, dat niets, niets in deze beschuldiging onwaar of ook maar het geringste overdreven is.” (13 oktober 1914)

Zwarte lijst

Op 9 oktober 1914 zorgde Mokveld voor internationale opschudding toen hij op het station van het Vlaamse Landen getuige was van de vernedering van Britse krijgsgevangenen. Zijn verslag werd door nationale en internationale kranten overgenomen en zorgde voor felle Duitse reacties. De zaak liep zo hoog op, dat er zelfs een “officieel” Duits onderzoek kwam naar het gebeurde, waarbij vanzelfsprekend alle beschuldigingen werden. Als gevolg van de rel werd Mokveld, die al meermalen was opgepakt en steeds weer op miraculeuze wijze had weten te ontkomen, op een Duitse zwarte lijst geplaatst. Desondanks bleef hij verslag doen tot aan het begin van de loopgravenstrijd langs de IJzer. Tot twee keer toe werd door de Duitsers een Nederlander opgepakt in de veronderstelling dat het Mokveld was. Beiden ontkwamen ternauwernood aan terechtsteling.

Toen de oorlog aan het Westelijk front vastliep in de loopgraven, werden onafhankelijke journalisten door alle partijen geweerd. Mokveld keerde terug naar Nederland en trok het land door om lezingen te geven. De honderdduizenden Belgische vluchtelingen waren voor hem een dankbaar publiek. De Nederlandse regering, en vooral het militaire opperbevel, volgde hem met argusogen. Minister-president Cort van der Linden had na het uitbreken van de oorlog principieel geen perscensuur willen invoeren, maar dat betekende niet dat je alles kon schrijven of zeggen. Volgens het Wetboek van Strafrecht was het in gevaar brengen van de neutraliteit in tijden van oorlog strafbaar, en onder die noemer kon ook Mokveld aangepakt worden. Dat gebeurde o.a. in Zeeland, waar hij in 1916 van het lokale militaire gezag een verbod kreeg om te spreken. Ook werd zijn post steeds vaker onderschept en achtergehouden, met name nadat hij bericht had dat Duitse soldaten in het Zeeuws-Vlaamse Sluis regelmatig zonder problemen een biertje gingen drinken.

De strenge controle van Mokvelds woorden en geschriften was ook een gevolg van de boekuitgave van zijn gebundelde reportages onder de titel “De overweldiging van België”. Het boek, dat in de Duitse pers fel werd bekritiseerd, werd als een direct gevaar gezien voor de Nederlandse neutraliteit. Dat gevaar werd vergroot toen er vertalingen in het Frans, Engels en zelfs het Spaans verschenen.

Omslag van de Franse vertaling uit 1916 van Mokveld's boek - met tekening van de bekende (en anti-Duitse) Telegraaf-cartoonist Louis Raemaekers  het martelingen-rapport uit 1970

"een oprechte liefde voor de waarheid"

De Engelse uitgave werd voorzien van een voorwoord van John Buchan, de vermaarde oorlogscorrespondent van The Times. Buchan schreef o.a.: “Het is geschreven door een neutrale observator, die vooraf geen oordeel had. Hij schrijft niet wat hij hoorde, maar wat hij zag. Het resultaat is bewonderenswaardige oorlogsverslaggeving, die op elke pagina het bewijs levert van een scherpzinnige observatie en een oprechte liefde voor de waarheid.”

Ook in Amerika kwam het boek op de markt. Het werd in vooraanstaande kranten waaronder de New York Times lovend besproken en maakte daarmee deel uit van de campagne om de Verenigde Staten in de oorlog te betrekken. Of president Woodrow Wilson ook zelf “The German fury in Belgium” gelezen heeft weten we niet, maar feit is dat hij op 6 april 1917 Duitsland de oorlog verklaarde. Pas toen kwam er uitzicht op een einde aan de meest gruwelijke oorlog die de wereld tot dan toe gekend had.

Eerste bijdragen: Eijsden, 5 augustus 1914

DUITSCHE INFANTERIE OVER DE MAAS

Zijn eerste bijdrage schrijft Mokveld op 5 augustus 1914, vandaag dus precies 100 jaar geleden. Hij is dan net teruggekeerd van zijn eerste tocht door het grensgebied waar de Duitsers België zijn binnengetrokken:

De kop luidt: DUITSCHE INFANTERIE OVER DE MAAS. — BELGEN GEFUSILLEERD. — EEN KERK BESCHOTEN.

EIJSDEN, 5 Aug. (Van onzen oorlogscorrespondent M.).

"Ik ben teruggekeerd van een autorit langs het grensgebied. Door mijn veldkijker nam ik waar, dat eenige troepen Duitsche infanterie met sloepen over de Maas trokken bij Lanaye. Honderden Duitschers bezetten al den berg. Ze zijn reeds gesignaleerd in Wonck. Uit de naburige forten dondert het geschut en ook Belgische infanteristen, in hinderlagen der boschjes verscholen, doen in salvo's het geweervuur knetteren. Het is dan ook zeer de vraag, of de Duitschers zich zullen kunnen handhaven.

Ik kan u de volstrekt zekere mededeeling bevestigen, dat er heden minstens 20 Belgen te Moulingen zijn gefusilleerd. Ook is de kerk beschoten en de Duitschers plunderen zonder mate.

Er liggen naar schatting 6 a 7000 soldaten voor Visé. De Duitscher, met wie ik op mijn autotocht in aanraking ben geweest, zijn uiterst welwillend voor Nederlanders. Zij hebben blijkbaar de meest strikte bevelen, om wrijving met bewoners der Nederlandsche grensgemeenten te vermijden. Slechts eenmaal is mijn auto aangehouden en nauwkeurig onderzocht door een Duitsche patrouille."

Duitsers trekken in augustus 1914 door het verwoeste Moulingen/Mouland in de Belgische Voerstreek (foto: geheugenvannederland.nl)
Het verwoeste Moulingen/Mouland (augustus 1914)

DE ZOON VAN DEN OPPERBEVELHEBBER VON ARNIM GEWOND

Mokveld’s tweede bijdrage schreef hij later die dag:

DE GEVECHTEN BIJ DE BELGISCHE GRENS. — DE ZOON VAN DEN OPPERBEVELHEBBER VON ARNIM GEWOND.

EIJSDEN, 5 Aug. (Van onzen oorlogscorrespondent M.)

"Het dorp Moulingen bij Eysden is grootendeels door Duitschers afgebrand en afgebroken. Gedeeltelijk werd het houtwerk benut voor het slaan van een pontonbrug over de Maas. De bevolking is radeloos op Hollandsch gebied overgeloopen. In de omstreken van Eysden is het verblijf zeer gevaarlijk door eventueel verdwaalde kogels.

Vanmiddag snorden weer twee vliegmachines over de Duitsche troepen, die de machines beschoten doch haar niet raakten. Kleine Duitsche huzarenpatrouilles slaagden erin over de Maas te trekken, doch de in de lucht gevlogen brug kon nog niet hersteld worden.

De Duitsche gewonden worden door hun ambulancedienst met auto's vervoerd, voornamelijk over Maastricht. Totaal zijn aldaar tot dusver 16 gewonden in de hospitalen overgebracht. Drie zijn er overleden; zwaar gewond werd o. m. de jeugdige luitenant graaf Von Arnim, zoon van den opperbevelhebber.

Er gaan verschrikkelijke maar niet te controleeren berichten rond over het fusilleeren van ongewapende burgers. Niemand durft meer den weg op naar Visé, want het is uiterst gevaarlijk, en de uitgezette wachtposten en patrouilles maken korte metten.

Groote Duitsche troepen worden samengetrokken in de buurt van Slenaken en in de beweging naar de Maasvallei zijn nieuwe troepen cavalerie betrokken. De Belgen bieden hardnekkigen tegenstand. Men zegt, dat een concentratie van Belgische troepen naar Luxemburg in gang is."

In Memoriam Lambertus Mokveld in De Tijd, 1 juni 1968
Boekuitgave van de oorlogsreportages van Lambertus Mokveld (1916)
In Memoriam Lambertus Mokveld in De Tijd, 1 juni 1968
Omslag van de Franse vertaling uit 1916 van Mokveld's boek - met tekening van de bekende (en anti-Duitse) Telegraaf-cartoonist Louis Raemaekers  het martelingen-rapport uit 1970
Boekuitgave van de oorlogsreportages van Lambertus Mokveld (1916)
Lambertus Mokveld bij de verbrande bibliotheek van Leuven (begin september 1914)

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: