Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
24 april 2008

De vlucht uit Breda

Andere Tijden, de vlucht van Breda
Bekijk Video
1 min

De evacuatie is voor velen een nachtmerrie. Tientallen komen om het leven, voor anderen wordt het een maandenlange tocht tot in Zuid-Frankrijk. Achteraf blijkt de vlucht volkomen onnodig; Breda wordt door de Duitsers ingenomen zonder dat er één schot is gelost.
Andere Tijden, donderdag 21.25 uur, Nederland 2

De plotselinge en massale evacuatie van Breda op zondag 12 mei 1940 houdt de gemoederen in die stad nog steeds bezig. De omstreeks 50.000 inwoners kregen op Eerste Pinksterdag 12 mei het bevel de stad te verlaten. Breda dreigde namelijk tussen de frontlinies terecht te komen van de Duitsers en de oprukkende Fransen. De Bredanaars spreken zelf van ‘De Vlucht’. Hoogstwaarschijnlijk heeft Burgemeester van Slobbe de evacuatie zelf bevolen op last van de Fransen, alhoewel er ook verhalen gaan dat de Fransen het bevel hebben gegeven.

Andere Tijden, 24 april: De vlucht uit Breda, vluchtelingen

 


Al in 1939 had de oud-militair en oud-gouverneur Van Slobbe zelf een evacuatieplan voor de stad opgesteld, omdat hij het er niet mee eens was dat Breda niet viel onder de evacuatieplannen die door het Rijk waren opgesteld. De plannen van Van Slobbe voor een goed voorbereide evacuatie waarbij de bevolking ondergebracht zou worden in de omliggende dorpen, zijn door de werkelijkheid en de chaos van 12 mei geheel in het water gevallen.

De inwoners van Breda kwamen op verschillende plekken terecht, sommigen zelfs helemaal tot in de Pyreneeën en Noord-Spanje! Achteraf gezien was de evacuatie niet nodig geweest: in Breda is niet gevochten.

Overvliegende Stuka’s

Twee richtingen

Volgens het plan moest de bevolking in geval van evacuatie ondergebracht worden in de omliggende gemeenten. De stad was onderverdeeld in wijken met voor elke wijk een groepsleider. Echter, de evacuatie van de stad werd overhaast met een dag vervroegd, en in de paniek en chaos die daarop volgde was het op het moment suprème nauwelijks mogelijk voor de groepsleiders om hun taken uit te voeren.
Zondagochtend 12 mei werd de bevolking in twee richtingen geëvacueerd. Eén groep, zo’n 25.000 mensen, vertrok te voet richting de nabijgelegen dorpen Zundert en Achtmaal. Deze groep had het tijdens de vlucht zwaar aangezien zij precies terecht kwamen op de route waarover de Fransen oprukten. Overvliegende Stuka’s werden door de Fransen beschoten, waarop de Duitse vliegtuigen de vluchtelingen onder vuur namen. Regelmatig moesten de vluchtelingen in greppels en sloten duiken. Er vielen 40 doden onder deze groep. Wél had deze groep het geluk na drie dagen naar huis te kunnen toen Breda was gevallen. De Duitsers wilden geen chaos en hielpen zelfs mee met het terughalen van de bevolking.

De andere groep van 25.000 Bredanaars had het slechter. Deze groep moest via Hoogstraten naar Antwerpen lopen. Daar had de vooruit gereisde burgemeester Van Slobbe afspraken gemaakt met de burgemeester van Antwerpen over de opvang. Maar omdat het front steeds verder opschoof naar het zuiden werden grote delen van de groep steeds verder België en zelfs Frankrijk ingedreven. Sommige vluchtelingen waren echt maanden onderweg.

Piet Buurmans

De korte vlucht

De toen dertienjarige Piet Buurmans woonde indertijd in de Bredase wijk Belcrum. Hij vertelt: “Op 11 mei zag ik opeens Franse pantserwagens in Breda. Ik wist dat het oorlog was en dat de Fransen ons kwamen helpen. Mijn vader ging ‘s avonds naar een vergadering. Toen hij thuiskwam zei hij tegen mijn moeder: “We moeten evacueren, de oorlog komt steeds dichter bij”. Die avond haalde de vader van het gezin Buurmans zijn fiets binnen en versterkte hem met pakkendragers en monteerde er een koffer op. Het gezin Buurmans zou feestelijk eten die avond, het was immers Eerste Pinksterdag: soep met balletjes, gekookte witlof met aardappels, rollade en pudding toe. Daar kwam het niet meer van. Moeder Buurmans vond het zonde om de witlof en aardappels weg te gooien, dus die zette ze in de tuin onder een afdakje.
Vader had gehoord dat ze naar Antwerpen moesten. De zondagse schoenen gingen mee, ze moesten een heel eind lopen. Verder ging er melk en een fietspomp mee. Piet Buurmans had een hondje, een dwergpincher genaamd Polleke. In de bekendmaking van de evacuatie werd gezegd dat alle huisdieren afgemaakt moesten worden, en zeker niet mee mochten. De kleine Piet weigerde dat, en dreigde dat hij niet mee zou gaan zonder Polleke. Uiteindelijk mocht het hondje mee, op voorwaarde dat Piet hem de hele weg zou dragen. Vader sloot gas en stroom af.

Toen ze op straat kwamen, was die vol met mensen uit de buurt. Iedereen was bepakt en bezakt. Piet: “Ik had nog in de Bosatlas gekeken waar Antwerpen lag. Ik schrok er echt van hoe ver dat was. En toen begonnen we te lopen. Van de Polderstraat, linksaf de Belcrumweg op, linksaf over de Acedemielaan, waar we over het glas liepen van de gebombardeerde huizen. In Ginneken kwamen we langs een winkel van Albert Heijn waarvan de ruiten kapot waren. Ik heb gezien hoe mensen de spullen uit de winkel jatten.”
Overal liepen mensen, duizenden en duizenden. Mensen met volgeladen fietsen, bakfietsen, boerenkarren en kinderwagens vol met huisraad. “We zagen ook huizen waarvan de gevel helemaal was weggeslagen, en een bed dat met de lakens half uit het raam hing. Dat was voor mij de eerste keer dat ik echte oorlogsschade had gezien. Dat maakte diepe indruk.”

Toen de groep van Buurmans aan het begin van de avond in Hoogstraten aankwam, was het er een chaos; de stad was niet voorbereid op 25.000 vluchtelingen. Opvallend was dat hoe verder de stoet van huis raakte, hoe stiller het werd. Er werd nauwelijks gesproken, laat staan grappen gemaakt. De groep werd in een school ondergebracht. Piet: “Wij hadden geluk aangezien we samen met de buren het laatste plekje hadden gekregen, op een stenen vloer. Hoogstraten barstte uit zijn voegen. Overal lagen mensen: in schuren, in de kerk, in cafés, op het biljart, echt overal. Je kon er over de hoofden lopen.”

Na een paar dagen kon de familie Buurmans weer terugkeren naar Breda met de tram. De pannen met witlof en aardappels stonden nog steeds onder het afdakje, met een dikke laag schimmel erop.

Gré Kuijpens-Magielse

Het bombardement van Sint-Niklaas

Een dieptepunt tijdens de Vlucht is het bombardement op de school in het Belgische Sint-Niklaas. Op 17 mei 1940 werd een grote groep vluchtelingen ondergebracht in een meisjesschool van Sint-Niklaas. Op die dag werd de school aan de Gasmeterstraat door de Duitsers gebombardeerd. Gré Kuijpens-Magielse was toen 9 jaar oud.
“Moe en hongerig kwamen we in Sint-Niklaas aan. We werden ondergebracht in een school. De nonnen waren heel aardig en zeiden: “Als jullie nou op het schoolplein gaan zitten en aardappels gaan schillen dan gaan wij voor jullie koken.” Zo gezegd zo gedaan, het hele schoolplein zat propvol met mensen. Op een gegeven moment hoorden we schieten, en ik ben naar buiten gelopen om te kijken. Een enorme explosie volgde, ik werd geraakt. Ik keek naar mijn arm, mijn linkerarm was er helemaal af en hing er nog maar aan één pees. Van mijn rechterhand waren 2 vingers weg. Met die hand hield ik mijn linkerarm vast en liep terug de school in op zoek naar mijn moeder. In de school lag het vol met doden en zwaargewonden, overal was bloed. Toen mijn moeder me zag begon ze verschrikkelijk te gillen, ze vond het zo erg. Ze kon me niet helpen.”

Alle slachtoffers werden naar een schoolgebouw gebracht dat als noodziekenhuis werd gebruikt. Artsen opereerden er, wat los zat sneden ze eraf, zo ook de arm van Gré.
Ook Nelleke Schriks was op die bewuste dag in de school in Sint-Niklaas. Ze verloor haar moeder en een broer tijdens het bombardement. “Uiteindelijk zijn we een paar dagen later, toen Sint-Niklaas door de Duitsers bezet was met bussen terug naar Breda gebracht. Ons huis was onbeschadigd. Kunt u zich voorstellen hoe vreselijk dat voor mijn vader was, die bleef ineens alleen met zes kinderen.“

Dom Bernard Daleman woonde toentertijd in de Gasmeterstraat, op nummer 43. Hij was 7 jaar ten tijde van het bombardement. “Ik weet nog dat ik het echt verschrikkelijk vond voor die mensen uit Breda, ze waren dat hele eind gevlucht uit angst voor bombardementen en dan vielen ze er in Sint- Niklaas midden in. Voor mij zelf was het bombardement een enorme psychische schok. Het was de eerste keer dat ik met oorlogsgeweld te maken kreeg.”

Bij het bombardement zijn 51 vluchtelingen uit Breda omgekomen samen met tientallen Belgen. Er staat een standbeeld speciaal voor de slachtoffers uit Breda. In 1957 zijn de stoffelijke resten van de Bredase doden overgebracht naar de Erebegraafplaats in Loenen.

De meisjes van Bouvigne

De Meisjes van Bouvigne

Een apart verhaal in deze geschiedenis zijn de meisjes van Bouvigne. In het kasteel Bouvigne nabij Breda was sinds de jaren ‘30 een katholieke opleiding voor dienstbodes gehuisvest. Tijdens de evacuatie moesten ook de dienstbodes in opleiding vluchten, samen met de catechisten. Zij kwamen na een lange, moeizame reis eind mei helemaal in Tressan in de Pyreneeën terecht. Daar werden ze bij gastgezinnen ondergebracht.
Annie de Wit-Thijssen was zo’n meisje van Bouvigne. Ze kwam uit Roermond, uit een goed katholiek gezin met 12 kinderen. “In Bouvigne was het best leuk, ik was er zeker niet met tegenzin. Het was heel vroom daar. En ook veel vrome meisjes, die gingen altijd voor in het gebed. Wij sliepen daar op zaal, met gordijntjes voor de bedden. De hele week konden we alleen onze handen en gezicht wassen want we mochten ons niet helemaal uitkleden. Eén keer per week gingen naar het badhuis in Breda. Er waren veel rare regeltjes, je mocht bijvoorbeeld niet met 2 meisjes samen lopen, moesten er altijd 3 zijn, want 2 meisjes zouden wel eens kunnen gaan roddelen.”

Verder bestond het leven op Bouvigne uit bidden, eten, slapen en werken. Vòòr 10 mei 1940 waren er in de tuinen van Bouvigne al loopgraven gegraven. Toen op 10 mei werd verteld dat de oorlog was uitgebroken en de eerste beschietingen begonnen moesten de meisjes dekking zoeken in die loopgraven. Op 12 mei kregen ze te horen dat ze weg moesten, en dat ze zich dus moesten klaarmaken. “Snel hebben we wat meegenomen, ik weet niet meer precies wat. Ik had trouwens wel goede schoenen meegenomen. Een ander meisje was zo zielig, die had schoenen met hakjes aangedaan. Ze kon op gegeven moment geen stap meer zetten, haar voeten waren kapot. Die hebben een vriendin en ik moeten slepen. Wij waren in Sint-Niklaas tijdens dat bombardement maar gelukkig niet in de buurt van die school.”

In Sint-Niklaas is de groep meisjes op de trein gegaan. Ze moesten instappen in een veewagen, waar net nog koeien in hadden gezeten. De trein lag vol met stro en mest. Ze leefden onderweg van wat de mensen gaven, soms kregen ze lange tijd niets. Ze wisten niet waar ze heen gingen. In Bordeaux werden ze geweigerd, omdat de burgemeester niet zoveel jonge meisjes in de stad wilde met alle jongens in de stad.
In de trein werd de hele dag gezongen en gebeden. Ze zijn langs Lourdes gereden en de trein stopte uiteindelijk in Montpellier. Ze kregen bericht dat ze met twee bussen naar Tressan zouden worden gebracht. Daar werden de meisjes ondergebracht in een lege bioscoop, de Cinéma. Annie herinnert zich: “De jongens uit het dorp vonden ons wel leuk en vielen ons steeds lastig. Op een gegeven moment werden ze ook lastig toen ik met een aantal meiden door het dorp wandelde. Eén gooide me omver. Sindsdien mochten wij ’s avonds niet naar buiten, maar dat deed ik soms wel hoor, dat ging via de dakgoot.”

Sjaan Hursel-Steinbusch was ook een meisje van Bouvigne. In Tressan kwam ze terecht bij de familie Rieux die ze nog steeds als haar pleegouders ziet. Sjaan vertelt dat ze schoentjes en een strooien hoed kregen om in de wijnvelden te werken. Ze vroegen aan een man die de krant zat te lezen op straat altijd of er ook nieuws in stond over Nederland. Ze had zich ermee verzoend dat ze in Tressan zou blijven. Lange tijd ontbrak ieder teken van leven van deze meisjes, waardoor hun familieleden dachten dat ze omgekomen waren. Onder andere ging het gerucht dat ze op een boot naar Engeland zijn gebombardeerd en verdronken.

De meisjes zijn echter na drie maanden met drie bussen van maatschappij B.B.A. terug naar Breda gebracht. De terugweg heeft vier dagen geduurd. Eenmaal in Breda kregen ze een geweldig welkom. Sjaan: “Mijn vader is meteen gekomen. Ik ben de bevolking van Tressan nog altijd dankbaar. De Vlucht heeft een groot deel van mijn leven bepaald. Tot op de dag van vandaag kan ik niet goed kijken naar vluchtelingen op de televisie.” Annie: “Mijn ouders hadden al die tijd niks gehoord. Na onze thuiskomst hebben mijn ouders in een kapel in Roermond een tegeltje laten maken met de tekst Uit dank voor een behouden terugkeer van mijn dochter. Dat hangt er nog.” Het ontroert haar nog steeds als ze het vertelt.

Tim Meeùs

De Missie Meeùs

Joseph Meeùs was een bekende Bredanaar. Hij had een goedlopend verzekeringsbedrijf in de stad en was door burgemeester Van Slobbe benoemd tot evacuatieleider. Zijn zoon, Tim Meeùs, was toen 11 jaar. “Mijn vader en wij dus ook zijn als laatste in Breda gebleven. Wij zouden met de auto naar Zundert gaan maar mijn vader wilde zeker weten dat iedereen weg was, dus is hij eerst door de stad gaan lopen om dat te controleren. Dat was een vreemde gewaarwording: die hele lege stad. Daarna zijn wij vertrokken.”

Al vrij snel na de val van Breda op 13 mei werd besloten de inwoners weer terug te halen. De Duitsers gaven burgemeester Van Slobbe en Meeùs toestemming om de bevolking te laten terugkeren. In de weken daarna werden verschillende activiteiten ondernomen om de terugkeer in goede banen te leiden. Tim Meeùs: “Mijn vader kreeg de opdracht om ze terug te halen. Dat wilde hij ook, daar was hij heel principieel in. Hij wilde al zijn schaapjes terughalen, die mensen hebben niets meer en die moeten wij helpen.”

Al snel werd duidelijk dat vele Bredanaars, opgejaagd door het front verzeild zijn geraakt in de chaos van de ‘Grand Exode’ van miljoenen vluchtelingen. De Bredanaars kwamen terecht diep in België en Frankrijk of soms nog verder. Het gemeentebestuur van Breda, in de persoon van Joseph Meeùs, klopte bij Seyss-Inquart aan voor toestemming en hulp om de inwoners terug te halen. Seyss-Inquart gaf medewerking en voegde zelfs een aantal Duitsers aan de missie toe om toegang tot Frankrijk te geven. Hij wilde goede sier maken met de hulp aan de repatriëring. Dat geldt ook voor de NSB. Rost van Tonningen bood hulp aan en stuurde een N.S.B-er mee met de missie Meeùs. Uiteindelijk werden zo’n 2000 Nederlandse vluchtelingen met autobussen van de maatschappijen B.B.A. en Monopol teruggebracht. Op 10 februari 1941 was de Missie Meeùs voltooid.

Bartholomaeus van Slobbe, burgemeester van Breda 1936-1947

Eenmansdaad of bittere noodzaak

De noodzaak van de evacuatie van Breda is altijd een omstreden kwestie gebleven. Eén dag na de evacuatie was Breda al in handen gevallen van de Duitsers. Oorlogshandelingen zijn er nauwelijks gepleegd. Ook de vraag wie nu precies de evacuatie heeft bevolen is tot op de dag van vandaag niet helemaal duidelijk. Was het een eenmansdaad van burgemeester Van Slobbe, toch een man met een militaire achtergrond. Werd zijn evacuatieplan uitgevoerd omdat het er nu eenmaal was? Of was het bevolen door de Fransen? Was het bittere noodzaak, was er een reële dreiging dat er door de Fransen en Duitsers om Breda gevochten zou worden? Hoe het ook zij, De Vlucht was voor zo’n vijftigduizend Bredanaars een emotionele ervaring. Alles bij elkaar zijn er 104 Bredanaars omgekomen tijdens De Vlucht. Toch is het tot op heden een vrij onbekend gebleven onderdeel binnen de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog.

Andere Tijden, 24 april 2008 Vlucht Breda vluchtelingenstroom
Credits
  • Researcher
    Carolien Brugsma
  • Researcher
    Hannah Dogger
  • Regisseur
    Paul Ruigrok
Geïnterviewden Bronnen
  • Piet Buurmans
    Piet Buurmans

  • Sjaan Hursel-Steinbusch
    Sjaan Hursel-Steinbusch

  • Gré Kuijpens-Magielse
    Gré Kuijpens-Magielse

  • Nelleke Schriks
    Nelleke Schriks
  • Annie de Wit-Thijssen
    Annie de Wit-Thijssen

  • Tim Meeùs
    Tim Meeùs
  • De Vlucht, 12 mei 1940

    Piet Buurmans, “De Vlucht, 12 mei 1940”, Breda, 1991.

  • De Vlucht II, nog meer herinneringen

    Piet Buurmans, “De Vlucht II, nog meer herinneringen”, 1991.

  • De Missie Meeùs en de repatriëring van Bredanaars uit Frankrijk in de zomer van 1940

    Sierk Plantinga, ''De Missie Meeùs en de repatriëring van Bredanaars uit Frankrijk in de zomer van 1940'' in: Jaarboek van de Geschied-en Oudheidkundige Kring van Stad en Land Breda “De Oranjeboom”, jaargang 2007.

  • De Vlucht uit Brabant

    Henri ’t Sas, “De Vlucht uit Brabant”, Eindhoven, 1941.

  • Breda in Oorlog 1939-1945

    C.P. Coenders, “Breda in Oorlog 1939-1945”, Breda, geen jaartal.

  • Marga Minco leest Het Bittere Kruid

    Marga Minco, “Marga Minco leest Het Bittere Kruid”, Amsterdam, 2006.

  • De Vlucht van Breda

    Herman van Banning, “De Vlucht van Breda”, in: Intermediair, 4 mei 1990.

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: